Wat is een Stenocereus-cactus - leer meer over Stenocereus-planten
De wereld van de cactussen is een wonderbaarlijke plek vol met kleine tot wolkenkrabberende planten in alle vormen en kleuren. De vele soorten Stenocereus passen meestal in de hogere categorie met verticale ledematen die het belangrijkste kenmerk van de geslachten vormen. Stenocereus cactussen zijn inheems in de zuidwestelijke Verenigde Staten en noordelijke delen van Mexico.
Een van de meest indrukwekkende en algemeen bekende planten in deze familie is de orgelpijpcactus, die tot 4 m hoog kan worden. Andere Stenocereus zijn meer struikachtig en nauwelijks kniehoog.
Een breed scala aan vormen komt voor in het geslacht, maar de meeste hebben lange ledematen en takken. De naam komt van het Griekse woord "stenos", wat smal betekent. De referentie verwijst naar de ribben en stengels van de planten. De meeste Stenocereus-cactusplanten zijn geribbeld en hebben uitgesproken stekels en variëren van grijs tot groenachtig grijs en groen.
Soorten Stenocereus
De orgelpijpcactus is misschien wel de meest bekende van de geslachten, maar er zijn veel spectaculaire exemplaren.
Stenocereus beneckei is een spinloze vorm met grote romige nachtbloeiende bloemen. Stenocereus alamosensis is de octopuscactus, zo genoemd vanwege zijn talrijke dikke, lang-spined stengels die bijna horizontaal uit de basis springen.
Het geslacht heeft planten met extreem leuke en beschrijvende namen zoals:
- Kruipende duivel rups cactus
- Dolk cactus
- Grijze geestorgelpijp
- luchter
Dergelijke namen geven inzicht in hun verschillende, wild interessante vormen. De meeste ontwikkelen geribbelde, lange stelen met bijna bochtige schoonheid. Na het regenseizoen worden grote felgekleurde tot witte bloemen geproduceerd, gevolgd door stekelig fruit.
Groeiende Stenocereus Cactussen
Stenocereus cactussen komen uit droge gebieden. Ze geven de voorkeur aan woestijnomstandigheden en hebben een minimale tolerantie voor koude temperaturen. De woestijn heeft een duidelijk regenseizoen waarin de cactussen het grootste deel van hun groei bereiken en vocht in hun ledematen opslaan.
De stekels op de meeste soorten helpen overmatige verdamping te voorkomen en beschermen ze tegen sommige plagen. In het thuislandschap hebben ze alleen in de heetste periodes extra water nodig.
Zanderige, rotsachtige of zandige grond biedt de beste omgeving voor hun wortels. Ze hoeven niet te worden gesnoeid en hebben minimale voeding nodig. In warme gebieden zijn ze droogtetolerant en verwelkomen planten met weinig behoeften maar een krachtige aanwezigheid in het landschap.